Onderzoekslabo nanotechnologie KU Leuven, Leuven

onderzoekslabo nanotechnologie KU Leuven onderzoekslabo nanotechnologie KU Leuven onderzoekslabo nanotechnologie KU Leuven onderzoekslabo nanotechnologie KU Leuven onderzoekslabo nanotechnologie KU Leuven
Locatie Campus Arenberg III, Celestijnenlaan, 3001 Leuven
Periode 2007-2014
Bouwheer Katholieke Universiteit Leuven
Website www.kuleuven.be
Type gebouw Laboratorium met cleanrooms
Status In uitvoering
In samenwerking met Poponcini & Lootens, Technum, CRC

Om verschillende onderzoeksgroepen in staat te stellen specifieke onderzoeken rond nanotechnologie uit te voeren wenst de KULeuven twee onderscheiden laboratoria complexen op te richten:
Corelab 1a en Corelab 1b, elk met hun specifiek programma van eisen, maar tevens sterk onderling afhankelijk.
Deze Corelabs worden ingeplant in een vrije zone van campus Arenberg, geënt op de circulatielus rond de campus die de leveringen regelt en aansluitend via wandelwegen en voorplein naar de centrale groene as van de Campus.

In Corelab 1B wordt een geheel van zeer specifieke activiteiten gebundeld waarvan de apparatuur hoge tot zeer hoge trillingsvrije omgeving vereist. Deze activiteiten zijn in het programma van eisen opgedeeld in clusters van laboratoria, waar proximiteit en interactie centraal staat.

Het laboratoriacomplex Corelab 1b is opgebouwd vanuit de logica van specifieke technische eisen van de verschillende groepen van clusters. Deze eisen zijn voor de ene cluster eerder het trillingsvrij karakter en de stof- en lichtbeheersing. Voor de cluster van Clean Rooms is dit voornamelijk de hogere klimaat- en stofbeheersing.
Er is gekozen voor een compact complex, waar het programma zich ontwikkeld op twee bouwlagen. Een sterk
doorgedreven rationalisering in planopbouw en interne circulatie zorgt voor eenvoud en klaarheid in gebruik, alsook een grote flexibiliteit naar de toekomst toe. Het ordenend karakter van de clusters is planmatig doorgetrokken over de twee labo-verdiepingen waardoor een sterke individualisatie en identificatie van de onderscheiden navorsers zones ontstaat.

De niet-labo zones zoals kantoren en technieken wordt samen gegroepeerd in een losstaand aanleunend gebouw
zodat het trillingsvrije karakter van de labos gevrijwaard blijft. De kantoren zijn opgevat als een een brug, een verbindingsgebouw tussen de twee corelabs.

Alle labos beschikken over technische ruimte boven het eigenlijke geklimatiseerde labo door middel van een beloopbaar plafond, opgehangen aan de bovenliggende structuur, waardoor één open ruimte gecreëerd wordt die dienst doet als “technische distributieruimte”.

Om de trillingsarme niveaus te bereiken wordt het gebouw opgesplitst in vier duidelijk hiërarchisch en totaal onafhankelijke structuren. Door deze opsplitsing wordt er voor elke trillingsbron één of meerdere buffers gecreëerd naar een systeem van trillingsarme laboruimtes. Deze systemen zijn tot en met de fundering volledig onafhankelijk opgesteld.